Een wonderlijke roeping.
Het kan geweest zijn in het vroege voorjaar van het jaar 1903, dat ik bij het bijbel-lezen tijdens de maaltijd bijzonder bepaald werd bij de woorden in 1 Koningen 5:9 “Ik zal het op vlotten over de zee doen voeren… en gij zult het wegnemen; gij zult ook Mijn wil doen, dat gij Mijn huis spijze geeft.”
Telkens als ik weer aan die woorden dacht, was het alsof een stem er bij zeide: “Die tekst geldt jou.”
Nu ben ik in dit opzicht nogal nuchter aangelegd. Ook kwam het wel meer voor, dat sommige Schriftgedeelten in het bijzonder tot mijn ziel spraken, maar zoals dat nu was, was het toch iets geheel anders. Het kwam ook helemaal niet als een vertroosting tot mij, doch veel meer als een last, waaraan ik gevolg moest geven.
Zou ik naar Engeland moeten om iets te gaan halen? zo dacht ik.
Misschien is daar wel een of ander muziekinstrument uitgevonden, waarmede ik veel geld kan verdienen om het evangelisatiewerk te steunen, met andere woorden “om Zijn huis spijze te geven”.
Die eigen gevonden oplossing scheen mij nu zo helder als de dag.
Ik pakte dan ook direct mijn koffer, verklaarde mijn plannen aan mijn vrouw, die er niet veel heil in zag, en stak over naar Engeland, vol moed en verwachting van hetgeen ik vast geloofde dat komen zou. Dag aan dag liep ik door de straten van Londen, zorgvuldig de winkels afneuzende en daarbij telkens verwachtende, dat ik plotseling het gewenste zien zou. Maar het gewenste kwam niet, en na acht dagen stond ik weer in Rotterdam.
Op de vraag van mijn vrouw, hoe het gegaan was, was mijn antwoord: “Ik begrijp er niets van. Ik weet toch zeker, dat ik iets van over de zee moet wegnemen. Maar het is ook niet gezegd, dat ik het in Engeland moet zoeken; van-over-de-zee kan ook evengoed Amerika zijn.”
“Dat is waar,” – zei mijn vrouw heel nuchter – “en het zou ook Afrika of Australië kunnen zijn.” Ik begreep haar bedoeling en zag nu ook maar af van verdere plannen om het “in-vlotten-van-over-de-zee te halen”. Langzamerhand begon ik de hele tekst te vergeten.
Op zekere dag bevond ik mij weer in Londen en ging daar als gewoonlijk eens snuffelen in de Paternoster Row, de bekende buurt waar bijna huis aan huis boekwinkels zijn.
Voor een winkelraam ontdekte ik een muziekbundel: “Victory Songs”, bevattende 801 liederen en koren, gecartonneerd voor F 1,50 (één-gulden-en-vijftig cent).
Dadelijk besloot ik om een Zangbundel samen te stellen voor Nederland.
God had mij geleid en in dit smalle straatje gevoerd, opdat ik dit plan over-de-zee naar huis zou kunnen meenemen.
Nadat dit plan nog wat in mijn hoofd gerijpt werd, ging ik direct in het voorjaar van 1903 over tot de daad. Het werd een bundel met een 50-tal bekende Psalmen en Gezangen, 50 Sankeyliederen, 50 liederen van het Leger des Heils, Zondagsschool-liederen en verder eenvoudige oude en nieuwe evangelisatie-liederen en kleine koren, in totaal 673 nummers.
Met bekwame spoed zette ik door. Er zat een heilig moeten achter, een drang die ik zelf niet goed begreep. Ik was er als het ware dag en nacht mee bezig, totdat eindelijk in de laatste dagen van december 1903 de laatste hand was gelegd aan de kopij.
Pas later verstond ik waarom dit alles zo haastig moest geschieden.
Het visioen op de wand van een kerk.
In het najaar van 1904 kwamen uit Engeland berichten over een geestelijke opwekking in Wales. Die berichten waren zo aantrekkelijk, dat ik verlangde er zelf naartoe te gaan en spoedig was de weg voor mij vrij. Op 17 februari 1905 ging ik met enige vrienden vanuit Vlissingen naar Londen en vandaar naar Wales.
Op een avond zat ik met mijn vriend T. van Essen in een opwekkingssamenkomst in een kerk, ik meen te Briton Ferry. Terwijl alles om mij heen een goddelijke voortgang had en niemand iets bespeurde – zie ik plotseling dat er vlak tegenover mij, op de witte muur in vlammende letters iets geschreven wordt, op dezelfde wijze als dat bij lichtreclames geschiedt, als de ene vurige letter na de andere verschijnt en een woord of zin vormt.
Ik lees wat er staat, en tot mijn verbazing zie ik de sinds ongeveer twee jaar vergeten tekst: “Ik zal ze op vlotten van over-de-zee voeren…en gij zult het wegnemen; gij zult ook Mijn wil doen dat gij Mijn huis spijze geeft”.
Niemand zag het dan ik. Ik stootte onmiddellijk Van Essen aan en zeide: “Zodra we thuis zijn, moet ik je iets bijzonders zeggen.”
Thuis gekomen, vertelde ik hem de hele geschiedenis. Nu was mij de zaak klaar als de dag. God Zelf had de verklaring van 1 Koningen 5:9 gegeven. Geestelijke spijze moest ik van-over-de-zee wegnemen om in Nederland uit te delen.
De Zangbundel begint zijn loop.
De bron van opwekkings-zegeningen vloeide op wonderbare wijze. De juist-verschenen Zangbundel bleek daarbij (voor het eerst in een conferentie te Hilversum) een van Gods instrumenten te zijn en is zulks sindsdien ook gebleven. De eerste uitgave met muziek telde 5.000 exemplaren. Met de thans verschenen 18e uitgave is het totaalcijfer gestegen tot 185.000. Van de tekstuitgaven zijn in de loop der jaren reeds 640.000 exemplaren verschenen.
Door de gehele geschiedenis van de Zangbundel loopt de draad van Gods leidingen.
Daarom zie ik dan ook met grote dankbaarheid terug op de taak, die God mij hierin opdroeg, alsmede de zegeningen, die ik er in mijn bijna 89e levensjaar nog steeds van mag aanschouwen.
JOHANNES DE HEER
Driebergen, voorjaar 1955